Bhagavad Gita… 14) De Diepgaande Kennis van de Drie Gunas

INTRODUCTIE | Het beoefenen van de YOGA van de Bhagavad Gita
HOOFDSTUK 1 | Arjuna’s Moedeloosheid
HOOFDSTUK 2 | De Weg naar Zelfkennis
HOOFDSTUK 3 | De YOGA van Actie
HOOFDSTUK 4 | Kennis van het Afstand doen van Vruchten
HOOFDSTUK 5 | Kennis van Renunciatie en Actie
HOOFDSTUK 6 | Het Pad van Meditatie
HOOFDSTUK 7 | Kennis van het Absolute in zijn Volledigheid
HOOFDSTUK 8 | Kennis van het Eeuwige
HOOFDSTUK 9 | Kennis van het Koninklijke en Geheime Pad
HOOFDSTUK 10 | De Glorieuze Manifestaties van de Meester
HOOFDSTUK 11 | Yogisch Visioen
HOOFDSTUK 12 | De YOGA van Devotie
HOOFDSTUK 13 | Kennis van het Veld en de Kenner
HOOFDSTUK 14 | De Diepgaande Kennis van de Drie Gunas
HOOFDSTUK 15 | De Eeuwige Boom van het Leven
HOOFDSTUK 16 | De Lotsbestemming van de Verlichte Meesters en van de Onwetende
HOOFDSTUK 17 | Drie Manieren van Overtuiging
HOOFDSTUK 18 | De Wijsheid van Renunciatie en Bevrijding

EXTRA:
De 3 GUNAS zoals beschreven in de Bhagavad Gita | ALLE VERZEN

PDF “Het beoefenen van de YOGA van de Bhagavad Gita”
PDF “Schema van 3 GUNAS”

HOOFDSTUK 14 – De Diepgaande Kennis van de Drie Gunas

De Gezegende Meester zei

1. Opnieuw zal ik je de allesoverstijgende kennis bijbrengen, de hoogste van de wetenschappen. Alle beoefenaars van meditatie die dat kenden gingen van hier naar de allerhoogste Perfectie.

2. Wie zijn toevlucht neemt tot deze kennis en homogeniteit met Mij bereikt, is niet langer bang voor de dood, wordt niet weer geboren, zelfs niet in een nieuwe cyclus van creatie, en zal niet lijden als de cyclus eindigt.

3. Mijn maya is de baarmoeder (yoni), en is identiek aan Mij, de grootse Brahman; Ik bevrucht dat; vandaaruit vinden alle geboorten van levende wezens plaats, O Afstammeling van Bharata.

4. O Zoon van Kunti, van alle vormen die oprijzen in alle soorten, ben Ik, Brahman, de zaaier van de zaadjes, de ultieme oorsprong (yoni).

5. O Sterkgearmde, sattva, rajas en tamas zijn de drie gunas, en deze uit Prakriti voortkomende eigenschappen binden de onveranderlijke drager in het lichaam.

6. O Zondeloze, van deze gunas bindt sattva — lichtgevend en puur vanwege haar vlekkeloosheid — door de aantrekkingskracht van plezier en de aantrekkingskracht van kennis.

7. Weet dat de aard van rajas passievol en kleurrijk is en dat rajas begeerte en gehechtheid produceert. O Zoon van Kunti, het bindt de drager van het lichaam door gehechtheid aan actie.

8. Weet dat tamas geboren is uit onwetendheid, de bedwelmer van alle eigenaren van het lichaam. O Afstammeling van Bharata, het bindt door nalatigheid, luiheid en slaap.

9. Sattva veroorzaakt gehechtheid aan geluk, rajas aan actie, O Afstammeling van Bharata. Tamas daarentegen versluiert kennis en veroorzaakt gehechtheid aan onoplettendheid.

10. Als rajas en tamas overwonnen worden, dan zegeviert sattva, O Afstammeling van Bharata; als rajas overheerst dan slapen sattva en tamas; en gelijkelijk als tamas overheerst dan slapen sattva en rajas.

11. Als het licht van kennis via alle deuren — via alle actieve en cognitieve zintuigen — van het lichaam schijnt, dan weet je dat sattva is toegenomen.

12. Hebzucht, activiteit, het initiatief tot activiteit, de afwezigheid van vrede, competitie — deze komen naar voren als rajas toeneemt, O Stier onder de Bharatas.

13. Afwezigheid van licht, gebrek aan initiatief, onoplettendheid, zowel als bedwelming — deze worden geproduceerd als tamas toeneemt, O Prins der Kuras.

14. Een drager van een lichaam die komt te overlijden tijdens een toename van sattva, die bereikt de vlekkeloze wereld van hen met hoogwaardige kennis.

15. Wie overlijdt onder rajas, wordt geboren onder hen die aangetrokken worden tot actie. En vergelijkbaar wie overlijdt onder tamas, wordt geboren onder verdoofde types.

16. De vrucht van een verdienstelijke daad is sattvic en smetteloos, maar de vrucht van rajas is pijn en de vrucht van tapas is onwetendheid.

17. Kennis wordt geboren uit sattva en hebzucht uit rajas; onoplettendheid en verdoving zowel als onwetendheid komen voort uit tamas.

18. Wie verblijft in sattva rijst opwaarts; de rajasic blijft in het midden; en de tamasic die onder de invloed is van basale eigenschappen beweegt neerwaarts.

19. Wie observeert dat alle beweging en daden uit de gunas voortkomen en dat kent wat de gunas overstijgt, bereikt de staat van Mij te zijn.

20. De drager van het lichaam, die deze drie gunas — waaruit het lichaam voortkomt — overstijgt en bevrijd is van het leed die geboorte, ouderdom en overlijden heten, geniet onsterfelijkheid.

Arjuna vroeg

21. Welke eigenschappen heeft degene die de drie gunas overstegen is, O Meester? Wat is zijn gedrag? Hoe gedraagt een dergelijke persoon zich, als de gunas overstegen zijn?

De Gezegende Meester zei

22. Ten opzichte van verlichting, activiteit en begoocheling, O Pandava, heeft deze persoon geen afkeer als ze actief zijn noch verlangt diegene ernaar als ze zijn opgehouden.

23. Wie gevestigd is in neutraliteit wordt niet bewogen door de gunas; die persoon observeert slechts dat ze ‘met elkaar spelen’ en reageert er niet op.

24. Gelijkmoedig bij pijn en plezier, rustend in het Zelf, een brok klei, steen of goud voor hetzelfde aanschouwend, gelijk staan tegenover plezierig en onplezierig, vol van wijsheid, gelijkgestemd tegenover lof of kritiek,

25. Gelijkmoedigheid tegenover eer en schande, gelijkgestemd bij vriendelijkheid en vijandigheid, vrij van elk streven; die persoon is de gunas ontstegen.

26. En de persoon die Mij dient met een onafgedwaalde YOGA van devotie, die de gunas volledig ontstegen is, die persoon is klaar om Brahman te worden.

27. Ik ben het fundament, de onsterfelijke en onveranderlijke Brahman, de eeuwige wet (dharma) en het ultieme geluk.

Hier eindigt het veertiende hoofdstuk, waarin de drie gunas en de staat daaraan voorbij is uitgelegd.