Bhagavad Gita… 7) Kennis van het Absolute in zijn Volledigheid

INTRODUCTIE | Het beoefenen van de YOGA van de Bhagavad Gita
HOOFDSTUK 1 | Arjuna’s Moedeloosheid
HOOFDSTUK 2 | De Weg naar Zelfkennis
HOOFDSTUK 3 | De YOGA van Actie
HOOFDSTUK 4 | Kennis van het Afstand doen van Vruchten
HOOFDSTUK 5 | Kennis van Renunciatie en Actie
HOOFDSTUK 6 | Het Pad van Meditatie
HOOFDSTUK 7 | Kennis van het Absolute in zijn Volledigheid
HOOFDSTUK 8 | Kennis van het Eeuwige
HOOFDSTUK 9 | Kennis van het Koninklijke en Geheime Pad
HOOFDSTUK 10 | De Glorieuze Manifestaties van de Meester
HOOFDSTUK 11 | Yogisch Visioen
HOOFDSTUK 12 | De YOGA van Devotie
HOOFDSTUK 13 | Kennis van het Veld en de Kenner
HOOFDSTUK 14 | De Diepgaande Kennis van de Drie Gunas
HOOFDSTUK 15 | De Eeuwige Boom van het Leven
HOOFDSTUK 16 | De Lotsbestemming van de Verlichte Meesters en van de Onwetende
HOOFDSTUK 17 | Drie Manieren van Overtuiging
HOOFDSTUK 18 | De Wijsheid van Renunciatie en Bevrijding

EXTRA:
De 3 GUNAS zoals beschreven in de Bhagavad Gita | ALLE VERZEN

PDF “Het beoefenen van de YOGA van de Bhagavad Gita”
PDF “Schema van 3 GUNAS”

HOOFDSTUK 7 – Kennis van het Absolute in zijn Volledigheid

De Gezegende Meester zei

  1. Met je mind gehecht aan Mij, O Zoon van Pritha, jezelf verenigend in YOGA, geheel afhankelijk van Mij, luister naar de weg langs welke je Mij zonder twijfel zult kennen in Mijn volledigheid.

  2. Ik zal je de kennis (jnana) tezamen met de realisering (vijnana) in hun volledigheid aan je leren, en als je dat eenmaal weet, dan blijft er daarna niets meer over om te weten.

  3. Uit duizenden mensen zijn er maar een paar die streven naar perfectie en van die dat hebben bereikt, kennen er maar een paar Mij in realiteit.

  4. Aarde, water, vuur, lucht, ruimte, mind, intelligentie en ego, dit tezamen is Mijn oeroude natuur; Prakriti in achten opgedeeld.

  5. Dit is Mijn allesomvattende natuur. Ken Mijn andere overstijgende natuur, die de zielen (jivas) is geworden, O Langgearmde, en door welke deze wereld in stand gehouden wordt.

  6. Alle levende wezens hebben hierin hun oorsprong; ken dit als de waarheid. Ik ben zowel de oorsprong als de ontbinding van de gehele wereld.

  7. Voorbij Mij is er helemaal niets, O Arjuna. Alles is verweven in Mij, zoals parels aan een draad die een halsketting vormen.

  8. Ik ben de smaak in de wateren, O Zoon van Kunti, en de glans van de maan en de zon, Ik ben pranava (OM) in alle Vedas, het geluid in de ruimte, en menselijkheid in de mens.

  9. Ik ben de zoete geur in de aarde en de schittering in de zon, de levenskracht in alle levende wezens, en Ik ben ascetisme in de asceten.

  10. Ken Mij als het oeroude zaadje van alle levende wezens, O Zoon van Pritha. Ik ben de wijsheid in het wijze en de pracht in het prachtige.

  11. Ik ben de kracht in wat sterk is, vrij van verlangen en gehechtheid. Ik ben dat verlangen in levende wezens dat niet tegen rechtvaardigheid ingaat.

  12. Alle sattvische staten, evenals de rajasic en de tamasic staten, vinden hun oorsprong in Mij, ken ze aldus. Ik ben niet in die staten, en toch zijn zij in Mij.

  13. Deze gehele wereld, die begoocheld is door de drie staten samengesteld uit de gunas, herkent Mij niet als het Onveranderlijke, voorbij aan die gunas.

  14. Deze goddelijke maya van Mij, bestaande uit gunas, is moeilijk te overtreffen. Alleen zij die zich overgeven aan Mij gaan voorbij deze maya.

  15. Diegene onder de mensen die het meest ongelukkig zijn, die begoocheld zijn, die kwaadaardig zijn, zij geven zich niet aan Mij over, omdat hun kennis geplunderd is door maya aangezien zij hun toevlucht hebben gezocht hebben in een demonisch aspect.

  16. Vier typen mensen, de doeners van goede daden, wijden zich aan Mij, O Arjuna; de in nood verkerende, de zoeker naar kennis, de zoeker naar de vervulling van een wens, en degene die weet, O Stier onder de Bharatas.

  17. Van deze vier onderscheidt zich het meest de persoon die vol met wijsheid is, die eeuwig verenigd is in YOGA met éénpuntige devotie. Ik word het meest geliefd door diegene vol met wijsheid, en die persoon is ook Mijn geliefde.

  18. Al de anderen zijn uitstekend, maar degene met kennis acht Ik als Mijn eigen zelf — dit is hoe Ik het zie. Deze persoon, die verenigd is in YOGA, is gevestigd in Mij en verkeerd daarmee in een staat waarvan er geen hogere is.

  19. Wie aan het eind van vele levens vol van kennis is, bereikt Mij, en weet dat dit alles Vasudeva is — het meest innerlijke Zelf. Een dergelijk hoger-bezield iemand (mahatma) is zeer uitzonderlijk.

  20. Velen, van wie de kennis geplunderd is door vele verlangens, zoeken hun toevlucht tot andere goden of ondernemen dit of dat ritueel, daartoe gedwongen door hun eigen aard.

  21. Welke vorm of welk aspect van de mind een toegewijde ook maar, met vertrouwen, wenst te aanbidden, jegens die vorm of dat aspect van Mij breng Ik die persoon’s onwankelbare devotie tot stand.

  22. En vol van dat vertrouwen, streeft die persoon ernaar om die vorm te aanbidden en gaan, door Mijn toedoen, die wensen in vervulling.

  23. Maar van iemand, van wie de wijsheid gelimiteerd is, komen de vruchten tot een einde. Zij die offeren aan de goden gaan naar de goden. Zij die toegewijd zijn aan Mij komen tot Mij.

  24. Hoewel Ik niet-gemanifesteerd ben, gelooft de niet-wijze dat Ik wel tot manifestatie ben gekomen, en heeft dus geen weet van Mijn allerhoogste, onveranderlijke en onovertroffen aspect.

  25. Omsluierd door YOGA-maya, ben Ik niet zichtbaar voor iedereen. Deze begoochelde wereld heeft geen weet van Mij, die ongeboren en onveranderlijk is.

  26. Ik ken allen van het verleden en allen van het heden, O Arjuna, en alle levende wezens van de toekomst. Echter, niemand kent Mij.

  27. Door de begoocheling van de dualistische tegenstellingen, die voortkomen uit verlangen en animositeit, O Afstammeling van Bharata, treden alle levende wezens de begoocheling binnen op het moment van geboorte, O Verschroeier van Vijanden.

  28. Maar de mensen van verdienstelijke daden van wie de zonde uit het verleden tot hun einde zijn gekomen, zij, bevrijd van de misleiding ten aanzien van de tegenpolen, wijden zich tot Mij met zeer sterke geloften van naleving.

  29. Zij die, hun toevlucht nemend tot Mij, streven naar bevrijding van ouderdom en dood, zij kennen Brahman, het geheel van de individuele Zelf en het totale spectrum van karma.

  30. Zij die Mij kennen met betrekking tot de levende wezens, met betrekking tot de goden, zowel als met betrekking tot de context van offeren, zelfs op het moment van vertrek zijn hun minds verenigd in YOGA en kennen zij Mij.

Hier eindigt het zevende hoofdstuk, waarin het mysterie van het onbekende en het gekende is onthuld.