Bhagavad Gita… 11) Yogisch Visioen

INTRODUCTIE | Het beoefenen van de YOGA van de Bhagavad Gita
HOOFDSTUK 1 | Arjuna’s Moedeloosheid
HOOFDSTUK 2 | De Weg naar Zelfkennis
HOOFDSTUK 3 | De YOGA van Actie
HOOFDSTUK 4 | Kennis van het Afstand doen van Vruchten
HOOFDSTUK 5 | Kennis van Renunciatie en Actie
HOOFDSTUK 6 | Het Pad van Meditatie
HOOFDSTUK 7 | Kennis van het Absolute in zijn Volledigheid
HOOFDSTUK 8 | Kennis van het Eeuwige
HOOFDSTUK 9 | Kennis van het Koninklijke en Geheime Pad
HOOFDSTUK 10 | De Glorieuze Manifestaties van de Meester
HOOFDSTUK 11 | Yogisch Visioen
HOOFDSTUK 12 | De YOGA van Devotie
HOOFDSTUK 13 | Kennis van het Veld en de Kenner
HOOFDSTUK 14 | De Diepgaande Kennis van de Drie Gunas
HOOFDSTUK 15 | De Eeuwige Boom van het Leven
HOOFDSTUK 16 | De Lotsbestemming van de Verlichte Meesters en van de Onwetende
HOOFDSTUK 17 | Drie Manieren van Overtuiging
HOOFDSTUK 18 | De Wijsheid van Renunciatie en Bevrijding

EXTRA:
De 3 GUNAS zoals beschreven in de Bhagavad Gita | ALLE VERZEN

PDF “Het beoefenen van de YOGA van de Bhagavad Gita”
PDF “Schema van 3 GUNAS”

HOOFDSTUK 11 – Yogisch Visioen

Arjuna zei

1. Mijn begoocheling is verdwenen door de spirituele kennis, door de woorden van het allerhoogste geheim, die U heeft onderwezen vanuit Uw gratie en vriendelijkheid naar mij.

2. Ik heb van U in detail gehoord over de creatie en het weer heengaan van levende wezens, zowel als over Uw onvergankelijke grootsheid, O U die ogen als lotus bladen heeft.

3. Nu U aldus heeft gesproken over Uzelf, O Opperste Vorst, wens ik Uw meesterlijke vorm te zien, O Onovertroffen Ziel.

4. Als U denkt dat het door mij gezien kan worden, O Meester, toon me dan Uw onveranderlijke Zelf, O Meester van YOGA.

De Gezegende Meester zei

5. Aanschouw mijn honderden, veelzijdige goddelijke vormen, in duizenden kleurschakeringen en configuraties.

6. Zie de Adityas, Vasus, Rudras, Ashvins, zowel als Maruts; zie de vele wonderen die nog niet eerder gezien zijn, O Afstammeling van Bharata.

7. Aanschouw vandaag de gehele wereld met alles, bezield en onbezield, dat hier verblijft in één, in Mijn lichaam, O Meester van Slaap, en wat je ook maar verder wenst te aanschouwen.

8. Maar je kan Mij niet zomaar met je eigen ogen zien. Ik geef je een goddelijk oog. Aanschouw Mijn meesterlijke YOGA.

Sanjaya zei

9. Toen hij dit gezegd had, O Koning, toonde Krishna, Vorst van de grootse YOGA, aan de zoon van Pritha, zijn opperste, Meesterlijke vorm —

10. Met vele gezichten en ogen, met vele wonderlijke aanblikken, gekleed met vele goddelijke ornamenten, en met vele goddelijke wapens in de aanslag;

11. Gekleed met goddelijke kransen en gewaden, gezalfd met goddelijke parfums, alle wonderen omvattend, keek de eindeloze God in alle richtingen.

12. Als de schittering van duizend zonnen in de hemel zouden rijzen, dan zou dat gelijk zijn aan de pracht van die Groot-bezielde.

13. Toen zag de Pandava daar in het lichaam van de God der goden het gehele universum, oneindig verdeeld, verblijvend in Eén.

14. En toen, volledig in beslag genomen door verwondering, met zijn haren recht overeind, zijn handen gevouwen en hoofd gebogen, sprak Dhananjaya God aan.

Arjuna zei

15. O God, ik zie in Uw lichaam alle goden als zowel andere groepen van verscheidene levende wezens, Brahma, de Meester die op de zetel van de lotus zit, alle verlichte meesters, en ook de hemelse slangen.

16. Ik zie U met vele armen, buiken, gezichten, ogen, met oneindige vormen in alle richtingen. O Vorst van het universum, die universele vormen draagt, ik zie niet Uw einde, niet het midden, noch Uw begin.

17. Ik zie dat U een kroon, een staf, een discus draagt; U bent een bonk licht stralend in alle richtingen, zeer moeilijk om naar te kijken, onmetelijk, en alom schitterend als een laaiend vuur en de zon.

18. U bent de onverwoestbare klank, het allerhoogste object van kennis; U bent het alles overstijgende reservoir van dit universum; U bent de Onvergankelijke, de bewaker van de eeuwige wet (dharma). Ik geloof dat U de eeuwige Ziel bent.

19. Ik zie U zonder begin, midden en einde; met oneindige kracht, met oneindige armen, met de maan en de zon voor Uw ogen; Uw gezicht is als een laaiend vuur dat offers ontvangt en dat dit universum verhit met uw schittering.

20. De ruimte tussen hemel en aarde, dit interval, wordt werkelijk door U alleen doordrongen, en zo ook alle richtingen van het kompas. Al de drie werelden worden onrustig, O Groot-bezielde, als ze deze afschrikwekkende en wonderlijke vorm aanschouwen.

21. Van de groepen van goden die opgaan in U, zijn sommige van hen bevreesd, terwijl ze met de handen gevouwen gebeden tot U zingen. De groepen van grote verlichte meesters en adepten prijzen U met overvloedige lofzang en zeggen “moge het goed gaan”.

22. Rudras, Adityas, Vasus, Sadhyas, Vishve-devas, Ashvins, Maruts, Ushmapas, Gandharvas, Yakshas, Asuras, en Siddhas, zij allen kijken naar U en zijn verwonderd.

23. Bij het zien van Uw grote gedaante met veel gezichten en ogen, O Sterkgearmde, met vele armen, dijen en voeten, met vele buiken, schrikaanjagend met vele kaken, worden al de werelden bevangen door angst en ook ik.

24. Als ik U aanschouw, die de lucht aanraakt, vlammend in vele verschillende kleuren, met de mond wijd open, met enorme brandende ogen, dan trilt mijn innerlijke zelf van angst en vind ik geen troost of vrede, O Vishnu.

25. Als ik Uw monden zie met vreesaanjagende kaken die lijken op het vuur van de tijd, dan verlies ik elk richtingsgevoel en vind geen troost. Wees genadig, O Meester van goden, het thuis van het universum.

26. De zonen van Dhrtarashtra tezamen met al de groepen van koningen, Bhishma, Drona en Suta’s zoon Karna, tezamen met onze krijgsheren —

27. Zij worden haastig opgeslokt door Uw monden, met afschrikwekkende en lelijke kaken; sommige van hen zitten vast in de spleten van Uw tanden, hun hoofden zichtbaar tot poeder verpletterd.

28. Zoals de vele stromingen van het water van rivieren alleen richting de oceaan stromen, zo stromen de moedige soldaten van de menselijke wereld, brandend aan alle kanten, in Uw mond.

29. Zoals motjes met toenemende snelheid in het laaiend vuur vliegen om te vergaan, zo gaan ook de werelden met toenemende snelheid recht op U mond af, hun verwoesting tegemoet.

30. Met vurige tongen slikt U van alle kanten met brandende monden alle werelden in. Terwijl Uw schittering de gehele wereld vult, verschroeit U het met Uw verschrikkelijke licht, O Vishnu.

31. Zeg mij, wie bent U in deze afschrikwekkende vorm? O Opperste God, wees gegroet. Wees genadig. Ik verlang ernaar U te kennen, O eerste Ene; Ik ken Uw bewegingen, Uw doel helemaal niet.

De Gezegende Meester zei

32. Ik ben de verstrijkende tijd, de vernietiger van de werelden, en manifesteer hier om de werelden terug dicht te vouwen. Of het nu met of zonder jou is, alle soldaten die in beide legers opgesteld staan zullen ophouden te bestaan.

33. Dus sta op en maak jezelf befaamd; overwin de vijand en geniet van het welvarend koninkrijk. Ze zijn al door Mij gedood; je wordt slecht een instrument, O Expert in het Schieten met de Linker Hand.

34. Drona, Bhisma, Jayadratha, Karna, zowel als de moedige soldaten — zij zijn al door Mij gedood. Verwoest ze en lijdt niet door te aarzelen. Vecht! Je zal in de strijd een overwinnaar van vijanden zijn.

Sanjaya zei

35. Toen Arjuna deze woorden van Keshava hoorde, richtte hij, de gekroonde, met zijn handen gevouwen, trillend, keer op keer buigend, zich tot Krishna en sprak met trillende stem de volgende woorden, terwijl hij zich buitengewoon angstig ter aarde wierp.

Arjuna zei

36. Hoe treffend, O Meester van de Zintuigen, door U te vereren is de wereld blijmoedig en voelt zich met liefde tot U aangetrokken; de kwaadaardigen rennen angstig in alle richtingen; een veelvoud aan adepten buigen allen voor U.

37. En waarom zouden ze niet voor U buigen, O Groot-bezielde, de grootste, die zelfs in den beginne Brahma geschapen heeft, die oneindig is, Meester van de goden, het thuis van de wereld. U bent de onverwoestbare klank, Dat wat bestaat, Dat wat niet bestaat en Dat wat daaraan voorbij gaat.

38. U bent de eerste god, de eeuwenoude Ziel; U bent de allesoverstijgende bewaarplaats van dit universum; U bent de kenner, het object van kennis, en het allerhoogste doel. O, U van eindeloze vormen, dit universum wordt door U omspannen en doordrongen.

39. U bent Vayu, Yama, Agni, Varuna, de maan, de scheppende kracht, en de overgrootouder! Wees gegroet, laat U duizend maal gegroet zijn, en nog weer en meer begroetingen aan U.

40. Begroetingen voor U en achter U; laat de begroetingen van alle kanten komen. O Alles. U van oneindige kracht en van onmeetbaar grote stappen, vult en doordringt alles volledig. Daarom bent U Alles.

41. Wat ik ook in mijn onstuimigheid heb gezegd, denkend dat U slechts mijn vriend bent, O Krishna, O Yadava, O vriend, ik had geen weet van Uw glorie, en als ik per ongeluk of uit genegenheid,

42. Of als ik op wat voor manier dan ook respectloos ben geweest naar U, omwille van plezier, tijdens sport, slaap of tijdens de maaltijd, toen ik alleen was of in de nabijheid van anderen, O Onfeilbare, ik smeek U, die onmetelijk bent, vergeef mij.

43. U bent de vader van de bewegende en van de niet-bewegende wereld; U bent de eervolle, grootste goeroe. Er is niemand gelijk aan U. Hoe zou iemand U, met Uw ongeëvenaarde kracht, in de drie werelden kunnen overtreffen?

44. Daarom buig ik en werp ik mij neder op zoek naar uw vergeving, O aanbiddingswaardige Meester. Zoals een vader zijn zoon vergeeft, zoals een vriend een vriend, zoals een geliefde de beminde, O God, zo zou U mij moeten vergeven.

45. Intens blij om nu te zien wat nog nooit eerder was gezien, trilt mijn mind desondanks van angst. Toon mij, O God, opnieuw uw menselijke vorm; wees genadig, O Opperste der goden, thuishaven van de werelden.

46. Ik wil U weer zien zoals hiervoor, met de kroon, de staf en de discus in de hand. Wees opnieuw dezelfde vierarmige vorm, O Duizend-armige, wiens vorm het universum is.

De Gezegende Meester zei

47. Omdat ik zo tevreden over je was, O Arjuna, heb Ik je door de YOGA van het Zelf Mijn allesoverstijgende vorm getoond, die bestaat uit licht, die universeel, eindeloos en het begin is, en die nimmer door iemand anders dan jij gezien is.

48. Noch door de Vedas, door offers, studie of liefdadigheid, noch door handelen of strenge ascetische offeranden kan Ik in deze vorm door iemand anders in de mensenwereld gezien worden, dan door jou, O Moedigste onder de Kurus.

49. Wees niet bang, noch verward bij het zien van Mijn angstaanjagende vorm. Zet je angst terzijde en aanschouw met een blijmoedige mind opnieuw deze zelfde vorm van Mij.

Sanjaya zei

50. Toen de Eenheid zelve aldus tot Arjuna had gesproken, toonde de Groot-bezielde hem opnieuw zijn menselijke vorm en stelde hem — omdat hij bang was — gerust door een plezierig uitziend lichaam aan te nemen.

Arjuna zei

51. Nu ik U in deze plezierige menselijke vorm zie, O Krishna, hebben mijn normale zintuigen zich hersteld en zijn mijn natuurlijke gevoelens teruggekeerd.

De Gezegende Meester zei

52. Deze vorm van Mij, die je nu gezien hebt, is zeer moeilijk te zien — zelfs de goden verlangen ernaar om het ooit te zien.

53. Noch door de Vedas, noch door ascetische offeranden, noch door liefdadigheid, noch middels offers kan Ik op deze manier gezien worden zoals jij Mij gezien hebt.

54. O Arjuna, alleen door devotie die op niemand anders gericht is dan Mij, kan iemand Mij zien, in werkelijkheid kennen en in mij opgaan, O Verschroeier van Vijanden.

55. Wie Mijn daad uitvoert, Mij als het allerhoogste beschouwt, Mij aanbidt, en vrij is van gehechtheden en van elke vijandigheid naar anderen, die persoon komt tot Mij.

Hier eindigt het elfde hoofdstuk, waarin hoogwaardige kennis en visioen van de kosmische Meester werd onthuld.