Bhagavad Gita… alle verzen rondom GUNAS

 
 

INTRODUCTIE | Het beoefenen van de YOGA van de Bhagavad Gita
HOOFDSTUK 1 | Arjuna’s Moedeloosheid
HOOFDSTUK 2 | De Weg naar Zelfkennis
HOOFDSTUK 3 | De YOGA van Actie
HOOFDSTUK 4 | Kennis van het Afstand doen van Vruchten
HOOFDSTUK 5 | Kennis van Renunciatie en Actie
HOOFDSTUK 6 | Het Pad van Meditatie
HOOFDSTUK 7 | Kennis van het Absolute in zijn Volledigheid
HOOFDSTUK 8 | Kennis van het Eeuwige
HOOFDSTUK 9 | Kennis van het Koninklijke en Geheime Pad
HOOFDSTUK 10 | De Glorieuze Manifestaties van de Meester
HOOFDSTUK 11 | Yogisch Visioen
HOOFDSTUK 12 | De YOGA van Devotie
HOOFDSTUK 13 | Kennis van het Veld en de Kenner
HOOFDSTUK 14 | De Diepgaande Kennis van de Drie Gunas
HOOFDSTUK 15 | De Eeuwige Boom van het Leven
HOOFDSTUK 16 | De Lotsbestemming van de Verlichte Meesters en van de Onwetende
HOOFDSTUK 17 | Drie Manieren van Overtuiging
HOOFDSTUK 18 | De Wijsheid van Renunciatie en Bevrijding

PDF “Het beoefenen van de YOGA van de Bhagavad Gita”
PDF “Schema van 3 GUNAS”

GUNAS; SATTVA, RAJAS EN TAMAS

2.45) Het onderwerp van de Vedas is dat de wereld bestaat uit de drie gunas. O Arjuna, wees vrij van de bestandsdelen (gunas), vrij van paren van tegenpolen; verblijf in de eeuwige essentie, wees niet geïnteresseerd in werelds en onwerelds succes, door het Zelf ontwikkeld te hebben.
 
3.5) Niemand kan zonder het uitvoeren van acties, zelfs niet voor een kort moment. Elk levend wezen wordt hulpeloos door de gunas(geboren uit Prakriti) aangezet om acties uit te voeren.
 
3.27) Acties worden aangedreven door een aparte guna of door alle gunas gezamenlijk van Prakriti. Als de aard van iemand echter verward is door ego, dan gelooft diegene echter ‘Ik ben de doener van actie’.
 
3.28) Echter, degene die de realiteit van de gunas en acties kent, O Sterkarmige, weet ‘De gunas spelen met de gunas’. Als je dit weet raakt je niet gehecht.
 
3.29) Degenen die verward zijn door de gunas van Prakriti raken gehecht aan de acties van de gunas. Iemand die de volledige realiteit kent zou geen conflict moeten veroorzaken in de minds van domme weinig-wetenden.
 
3.37) Dit is verlangen, dit is boosheid, geboren uit de guna die rajas heet, de grote verslinder, zeer kwaadaardig; ken het als je vijand hier in de wereld.
 
7.12) Alle sattvische staten, evenals de rajasic en de tamasic staten, vinden hun oorsprong in Mij, ken ze aldus. Ik ben niet in die staten, en toch zijn zij in Mij.
 
7.13) Acties worden aangedreven door een aparte guna of door alle gunas gezamenlijk van Prakriti. Als de aard van iemand echter verward is door ego, dan gelooft diegene echter ‘Ik ben de doener van actie’.
 
7.14) Echter, degene die de realiteit van de gunas en acties kent, O Sterkarmige, weet ‘De gunas spelen met de gunas’. Als je dit weet raakt je niet gehecht.
 
7.15) Degenen die verward zijn door de gunas van Prakriti raken gehecht aan de acties van de gunas. Iemand die de volledige realiteit kent zou geen conflict moeten veroorzaken in de minds van domme weinig-wetenden.
 
13.15) Schijnbaar verschijnend alsof het de eigenschappen heeft van alle zintuigen, is Dat toch geheel zonder enkele zintuigen, ongehecht en toch de drager van alles, vrij van gunas en toch de ontvanger van gunas.
 
13.20) Weet dat zowel Prakriti als Purusha beide zonder begin zijn. Weet dat de gunas, zowel als de producten ervan (vikaras), geboren worden uit Prakriti.
 
13.21) Prakriti is de oorzaak van het ontspruiten van lichaam en zintuigen. Doordat Purusha zich identificeert met Prakriti ervaart Dat de gunas en deze identificatie is de oorzaak van de ervaring van pijn en plezier.
 
13.22) Het allerhoogste bewustzijn, Purusha, verblijft slechts in Prakriti en aanschouwt de door Prakriti begrensde gunas. De oorzaak van de geboorte van Dat in goede en slechte lichamen is de connectie van Dat met de gunas.
 
13.24) Als je het bewustzijnsprincipe Purusha kent, zowel als de oorspronkelijke natuur Prakriti tezamen met zijn eigenschappen, de gunas, dan word je — hoe je ook leeft — niet opnieuw gebonden.
 
14.5) O Sterkgearmde, sattva, rajas en tamas zijn de drie gunas, en deze uit Prakriti voortkomende eigenschappen binden de onveranderlijke drager in het lichaam.
 
14.6) O Zondeloze, van deze gunas bindt sattva — lichtgevend en puur vanwege haar vlekkeloosheid — door de aantrekkingskracht van plezier en de aantrekkingskracht van kennis.
 
14.7) Weet dat de aard van rajas passievol en kleurrijk is en dat rajas begeerte en gehechtheid produceert. O Zoon van Kunti, het bindt de drager van het lichaam door gehechtheid aan actie.
 
14.8) Weet dat tamas geboren is uit onwetendheid, de bedwelmer van alle eigenaren van het lichaam. O Afstammeling van Bharata, het bindt door nalatigheid, luiheid en slaap.
 
14.9) sattva veroorzaakt gehechtheid aan geluk, rajas aan actie, O Afstammeling van Bharata. tamas daarentegen versluiert kennis en veroorzaakt gehechtheid aan onoplettendheid.
 
14.10) Als rajas en tamas overwonnen worden, dan zegeviert sattva, O Afstammeling van Bharata; als rajas overheerst dan slapen sattva en tamas; en gelijkelijk als tamas overheerst dan slapen sattva en rajas.
 
14.11) Als het licht van kennis via alle deuren — via alle actieve en cognitieve zintuigen — van het lichaam schijnt, dan weet je dat sattva is toegenomen.
 
14.12) Hebzucht, activiteit, het initiatief tot activiteit, de afwezigheid van vrede, competitie — deze komen naar voren als rajas toeneemt, O Stier onder de Bharatas.
 
14.13) Afwezigheid van licht, gebrek aan initiatief, onoplettendheid, zowel als bedwelming — deze worden geproduceerd als tamas toeneemt, O Prins der Kuras.
 
14.14) Een drager van een lichaam die komt te overlijden tijdens een toename van sattva, die bereikt de vlekkeloze wereld van hen met hoogwaardige kennis.
 
14.15) Wie overlijdt onder rajas, wordt geboren onder hen die aangetrokken worden tot actie. En vergelijkbaar wie overlijdt onder tamas, wordt geboren onder verdoofde types.
 
14.16) De vrucht van een verdienstelijke daad is sattvic en smetteloos, maar de vrucht van rajas is pijn en de vrucht van tapas is onwetendheid.
 
14.17) Kennis wordt geboren uit sattva en hebzucht uit rajas; onoplettendheid en verdoving zowel als onwetendheid komen voort uit tamas.
 
14.18) Wie verblijft in sattva rijst opwaarts; de rajasic blijft in het midden; en de tamasic die onder de invloed is van basale eigenschappen beweegt neerwaarts.
 
14.19) Wie observeert dat alle beweging en daden uit de gunas voortkomen en dat kent wat de gunas overstijgt, bereikt de staat van Mij te zijn.
 
14.20) De drager van het lichaam, die deze drie gunas— waaruit het lichaam voortkomt — overstijgt en bevrijd is van het leed die geboorte, ouderdom en overlijden heten, geniet onsterfelijkheid.
 
14.21) Welke eigenschappen heeft degene die de drie gunas overstegen is, O Meester? Wat is zijn gedrag? Hoe gedraagt een dergelijke persoon zich, als de gunas overstegen zijn?
 
14.22) Ten opzichte van verlichting (sattva), activiteit (rajas) en begoocheling (tamas), O Pandava, heeft deze persoon geen afkeer als ze actief zijn noch verlangt diegene ernaar als ze zijn opgehouden.
 
14.23) Wie gevestigd is in neutraliteit wordt niet bewogen door de gunas; die persoon observeert slechts dat ze ‘met elkaar spelen’ en reageert er niet op.
 
14.24) Gelijkmoedig bij pijn en plezier, rustend in het Zelf, een brok klei, steen of goud voor hetzelfde aanschouwend, gelijk staan tegenover plezierig en onplezierig, vol van wijsheid, gelijkgestemd tegenover lof of kritiek,
 
14.25) Gelijkmoedigheid tegenover eer en schande, gelijkgestemd bij vriendelijkheid en vijandigheid, vrij van elk streven; die persoon is de gunas ontstegen.
 
14.26) En de persoon die Mij dient met een onafgedwaalde YOGA van devotie, die de gunas volledig ontstegen is, die persoon is klaar om Brahman te worden.
 
15.2) Zijn takken, gegroeid door de gunas, spreiden zich naar alle kanten uit, zijn scheuten zijn de objecten van de zintuigen; en de wortels spreiden zich verder uit naar onderen en resulteren in de gebondenheid van acties in de menselijke wereld.
 
15.10) Of Dat nu verhuist van het ene naar het andere lichaam, verblijft in een lichaam, ervaart via een lichaam, of verenigd is met de gunas— de bedwelmden nemen Dat niet waar. Alleen zij met het oog van kennis zien werkelijk.
 
17.1) O Krishna, iemand die vol vertrouwen offert, maar de aanbevelingen uit de geschriften negeert, wat is de status van die persoon, is dat sattva, rajas of tamas?
 
17.2) Het vertrouwen (shraddha) van de belichaamden is — inherent aan hun aard — drieledig, namelijk sattvic, rajasic en tamasic; luister naar het volgende.
 
17.3) Ieders vertrouwen, O Afstammeling van Bharata, ontwikkelt zich volgens de essentie van iemands mind. De persoon bestaat dus uit vertrouwen. Wat het vertrouwen van iemand ook maar is, dat is die persoon.
 
17.4) De sattvische persoon offert aan de goden, de rajasic persoon offert aan de semi-goden en machtige semi mensen (yakshas en rakshasas); anderen, de tamasic personen, offeren aan geesten en aan een verscheidenheid van andere wezens.
 
17.8) Dat wat de levenslengte, mentale essentie, kracht, gezondheid, comfort en plezier verhoogt, dat wat smaakvol is, zalvend, stabiel en bevredigend is voor het hart, is het voedsel dat de voorkeur heeft van een sattvisch iemand.
 
17.9) Bitter, zuur, zout, excessief heet, pikant, droog en aangebrand, dat is het voedsel dat de voorkeur heeft van een rajasic iemand en veroorzaakt ongemak, depressie en ziekte.
 
17.10) Dat wat niet volledig gaar is, smakeloos is, vies ruikt, oudbakken is, restjes van anderen, niet geschikt is als offering, is het favoriete voedsel van een tamasic iemand.
 
17.11) Het offer dat gebracht wordt conform de aanbevelingen uit de geschriften, door hen die geen verlangen hebben naar vruchten, die de mind harmoniseert met de gedachte ‘dit is wat er gedaan moet worden’ dat is het sattvische offer.
 
17.12) Het offer dat gebracht wordt met vruchten als intentie of voor een huichelachtig doel, ken dat als rajasic, O Beste van de Bharatas.
 
17.13) Het offer dat tegen de aanbevelingen van de geschriften ingaat, dat gebracht wordt zonder dat er voedsel wordt uitgedeeld, zonder mantras, zonder priesterlijke giften, zonder vertrouwen, een dergelijk offer wordt tamasic genoemd.
 
17.14) Dienstbaarheid aan de goden, de tweemaal-geborenen, de gurus en de wijzen; zuiverheid, eenvoud, celibaat en geweldloosheid worden fysieke onthouding genoemd.
 
17.15) Communicatie die niet irriteert, die waar is, plezierig en bevorderlijk, zowel als de beoefening van zelfstudie en japa worden ascetisme van het woord (van spraak) genoemd.
 
17.16) Helderheid en aangenaamheid van de mind, vredelievendheid, stilte, totale controle over jezelf, zuivering van sentimenten, die worden mentaal ascetisme genoemd.
 
17.17) Deze drie vormen van onthouding die ondernomen worden door mensen met het allerhoogste vertrouwen en die niet verlangen naar vruchten, die verenigd zijn in YOGA, zij worden sattvische personen genoemd.
 
17.18) De onthouding die uitgevoerd wordt met als doel het vergaren van respect, roem en aanbidding en vanuit huichelarij, dat tijdelijk is en instabiel, die onthouding is rajasic.
 
17.19) De onthouding die uitgevoerd wordt met een bedwelmd bevattingsvermogen en met pijn of met als doel om anderen te ontwrichten, die onthouding wordt tamasic genoemd.
 
17.20) ‘Gij zou moeten geven’ — de liefdadigheid die gegeven wordt aan iemand die niet in staat is om een gunst terug te verlenen, de liefdadigheid die op de juiste plaats en moment gegeven wordt aan iemand die het waard is — die liefdadigheid wordt herinnerd als sattvisch.
 
17.21) Dat wat gegeven wordt met als doel om iets terug te krijgen of gericht is op een vrucht of gegeven wordt met tegenzin — die liefdadigheid wordt herinnerd als rajasic.
 
17.22) Dat wat gegeven wordt op een ongeschikte plaats of moment aan een onwaardig iemand, en zonder respect en beledigend — die liefdadigheid wordt tamasic genoemd.
 
18.7) Het is niet gepast om afstand te doen van je aangeboren levenstaak; als je hier vanwege begoocheling afstand van doet, dan wordt dat tamasic genoemd.
 
18.8) Als iemand afstand doet van een actie omdat ‘het moeilijk is’ of vanwege angst voor ongemak voor het lichaam, dan is dat een rajasische manier van afstand doen en bereikt iemand niet het resultaat van afstand doen.
 
18.9) O Arjuna, de actie die altijd wordt uitgevoerd omdat ‘het gedaan moet worden’, waarbij zowel gehechtheid als de vrucht opgegeven is — dergelijk afstand doen wordt beschouwd als sattvisch.
 
18.10) Als je afstand hebt gedaan, vol sattva en intuïtieve wijsheid bent en de twijfels verdreven zijn, heb je noch een hekel aan een vervelende taak en noch word je aangetrokken door een plezierige actie.
 
18.19) Van de kennis, de actie en de uitvoerder wordt gezegd dat ze in drie typen voorkomen door het onderscheid vanuit de gunas. Luister ook hiernaar.
 
18.20) Dat waardoor iemand enkel het onveranderlijk aspect in alle levende wezens ziet, onverdeeld in het verdeelde, ken dat als sattvische kennis.
 
18.21) Maar de kennis waardoor iemand in alle levende wezens de diverse schepsels van verschillende soorten als anders van elkaar ziet, ken dat als rajasic kennis.
 
18.22) De kennis die beperkt is tot één enkel effect alsof dit het geheel is, zonder correcte redenering, zonder essentiële betekenis en realiteit en kleingeestig, ken dat als tamasic.
 
18.23) Een actie die wordt uitgevoerd zonder gehechtheid, zonder aversie en zonder ertoe aangetrokken te worden, door iemand die geen vruchten verlangt, dat wordt sattvic genoemd.
 
18.24) De actie echter die wordt uitgevoerd door iemand die verlangt naar vruchten en die bezeten is door ego, en die wordt uitgevoerd met een overdaad aan inspanning, die actie wordt rajasic genoemd.
 
18.25) De actie die gedaan wordt door iemand uit begoocheling, zonder besef of de actie geschikt is, wat het effect kan zijn en of het gepaard gaat met verlies of geweld, die actie wordt tamasic genoemd.
 
18.26) Iemand die bevrijd is van gehechtheid, geen “ik, ik, ik” zegt, die alle kracht heeft om vol te houden en om in vervoering te raken, die niet beïnvloed wordt door vervulling noch door falen, zo’n acteur wordt sattvisch genoemd.
 
18.27) Iemand die gehecht is, verlangt naar de vrucht van de actie, hebzuchtig is, geneigd tot geweld, onzuiver is, bezeten is door zowel vrolijkheid als depressie, zo’n acteur wordt rajasic genoemd.
 
18.28) Iemand die niet verenigd is in YOGA, onbeschaafd is, onbuigzaam, schurkachtig is, die anderen schaadt, lui is, altijd depressief, treuzelend, zo’n acteur wordt tamasic genoemd.
 
18.29) Aanhoor nu, O Arjuna, de driedeling van de intelligentie (buddhi) en van de standvastigheid (dhriti), volgens de drie gunas, die nu in hun geheel en apart onderwezen worden.
 
18.30) Die intelligentie die de wegen van actie en renunciatie kent, die weet wat gedaan moet worden en wat niet, wat gevaarlijk en ongevaarlijk is, wat gebondenheid en bevrijding is — deze intelligentie (buddhi), O Zoon van Pritha, is sattvisch.
 
18.31) Dat waardoor iemand een onjuist begrip heeft van deugd en ondeugd, van wat gedaan of niet gedaan moet worden, O Zoon van Pritha, deze intelligentie is rajasic.

18.32) De intelligentie, die, bedekt is met donkerte, ondeugd voor deugd houdt, en alles voor het tegenovergestelde houdt van wat het werkelijk is, O Zoon van Pritha, die intelligentie is tamasic.
 
18.33) De onwankelbare standvastigheid (dhriti) die de activiteiten van de mind, prana, en de zintuigen ondersteunt door YOGA, O Pritha, is sattvisch.
 
18.34) Dat waarmee iemand deugd, verlangen, werelds succes in stand houdt en met gehechtheid verlangt naar vruchten, die standvastigheid (dhriti) is rajasic.
 
18.35) De standvastigheid (dhriti) waardoor iemand zonder intuïtieve wijsheid, niet bereid is om slaap, angst, verdriet noch depressie op te geven, dat, O Zoon van Pritha, is tamasic.
 
18.36) En hoor nu van Mij de drie typen van geluk waar men van kan genieten door practice en waarin men definitief het einde van zorgen kan vinden.
 
18.37) Dat wat aanvankelijk vergif lijkt maar uitwerkt als een elixir, dat geluk wordt sattvisch genoemd, en wordt geboren uit de aangenaamheid van iemands buddhi.
 
18.38) Dat wat aanvankelijk — door de vereniging van de zintuigen en hun objecten — als een elixir verschijnt, maar qua effect als een vergif is, dat geluk wordt beschouwd als rajasic.
 
18.39) Dat geluk dat zowel aanvankelijk als uiteindelijk resulteert in een begoocheling van jezelf, en voortkomt uit slaap, luiheid en onoplettendheid, daarvan wordt gezegd dat het tamasic is.
 
18.40) Er is geen enkele substantie op de aarde, in de subtiele wereld of zelfs onder de goden, dat vrij kan zijn van deze gunas.
 
18.41) De acties van de brahmanas, kshatriyas, vaishyas en shudra, O Verwoester van Vijanden, zijn verdeeld volgens de gunas geboren uit Prakriti.