Bhagavad Gita… 13) Kennis van het Veld en de Kenner

INTRODUCTIE | Het beoefenen van de YOGA van de Bhagavad Gita
HOOFDSTUK 1 | Arjuna’s Moedeloosheid
HOOFDSTUK 2 | De Weg naar Zelfkennis
HOOFDSTUK 3 | De YOGA van Actie
HOOFDSTUK 4 | Kennis van het Afstand doen van Vruchten
HOOFDSTUK 5 | Kennis van Renunciatie en Actie
HOOFDSTUK 6 | Het Pad van Meditatie
HOOFDSTUK 7 | Kennis van het Absolute in zijn Volledigheid
HOOFDSTUK 8 | Kennis van het Eeuwige
HOOFDSTUK 9 | Kennis van het Koninklijke en Geheime Pad
HOOFDSTUK 10 | De Glorieuze Manifestaties van de Meester
HOOFDSTUK 11 | Yogisch Visioen
HOOFDSTUK 12 | De YOGA van Devotie
HOOFDSTUK 13 | Kennis van het Veld en de Kenner
HOOFDSTUK 14 | De Diepgaande Kennis van de Drie Gunas
HOOFDSTUK 15 | De Eeuwige Boom van het Leven
HOOFDSTUK 16 | De Lotsbestemming van de Verlichte Meesters en van de Onwetende
HOOFDSTUK 17 | Drie Manieren van Overtuiging
HOOFDSTUK 18 | De Wijsheid van Renunciatie en Bevrijding

EXTRA:
De 3 GUNAS zoals beschreven in de Bhagavad Gita | ALLE VERZEN

PDF “Het beoefenen van de YOGA van de Bhagavad Gita”
PDF “Schema van 3 GUNAS”

HOOFDSTUK 13 – Kennis van het Veld en de Kenner

Arjuna zei

1. Ik wens Uw oorspronkelijke natuur (Prakriti) en Uw bewustzijnsprincipe (Purusha) te kennen — het veld en de kenner van het veld, de kennis en het kenbare — O Krishna.

De Gezegende Meester zei

2. O Zoon van Kunti, dit lichaam wordt een veld genoemd. Wie dit weet, wordt door de experts in deze materie de veldkenner genoemd.

3. Ken Mij, O Afstammeling van Bharata, als de veldkenner van alle velden. De kennis over het veld en over de veldkenner, dat acht Ik de ware kennis.

4. Wat dat veld is, welke eigenschappen het heeft, welke modificaties het heeft, waar het van gemaakt is, welke effecten eruit opkomen, en van welke kracht het komt, dat zal Ik je in het kort vertellen.

5. Zoals het op verschillende manieren bezongen is door de verlichte meesters en in vele Vedische mantra’s, als ook beschreven is met de woorden van de sutras die over Brahman onderwijzen en die als beslissend en logisch beschouwd worden.

6. De vijf elementen, het ego (ahamkara), de intelligentie (buddhi), het ongemanifesteerde, de tien en één zintuigen (10 indriyas en manas), zowel als de vijf objecten van de zintuigen,

7. Verlangen, afkeer, plezier, pijn, het gehele organisme, bewustzijn, levensonderhoud — hiermee wordt in het kort het veld weergegeven samen met zijn producten.

8. Afwezigheid van trots, vrijheid van hypocrisie, geweldloosheid, vergeving, eenvoud, dienstbaarheid aan de leraar, zuiverheid, stilte, zelfcontrole,

9. Een kalme houding jegens de objecten van de zintuigen, als ook afwezigheid van ego, het observeren van de stroom van pijnlijkheid van geboorte, dood, ouderdom en ziekte,

10. Vrij zijn van aantrekking, vrij zijn van gehechtheid aan nakomelingen, partner, huis, enzovoorts, en altijd gelijkmoedig blijven bij confrontaties met het gewenste en het ongewenste,

11. Onwankelbare devotie naar Mij met doelgerichte YOGA, dol op stille plekken, niet opgaan in samenkomsten van mensen,

12. Altijd rustend in spirituele kennis, inzicht hebben in de betekenis van de ware aard — van dit alles wordt gezegd dat het kennis is. Al het andere is onwetendheid.

13. Ik zal je het waardige object van kennis leren, en als je Dat kent dan bereik je onsterfelijkheid. Dat is zonder begin, de allerhoogste Brahman. Er wordt van gezegd dat Dat noch bestaat, noch niet-bestaand is.

14. Verblijvend met handen en voeten in alle richtingen, met ogen, hoofden en gezichten in alle richtingen, met overal oren, is Dat overal en omvat alles in de wereld.

15. Schijnbaar verschijnend alsof het de eigenschappen heeft van alle zintuigen, is Dat toch geheel zonder enkele zintuigen, ongehecht en toch de drager van alles, vrij van gunas en toch de ontvanger van gunas.

16. Onbeweeglijk en toch bewegend binnenin en buiten levende wezens, is Dat, omdat het zo subtiel is, onkenbaar. Dat verblijft ver weg en is toch dichtbij.

17. Ondeelbaar en toch lijkt Dat verdeeld in de levende wezen. Als de drager van alle wezens is Dat object van kennis, de verbruiker en ook de schepper.

18. Van dat licht der lichten wordt gezegd dat het voorbij donkerte is. De kennis en tegelijkertijd het object van kennis, het doel van kennis. Dat is gevestigd in het hart van allen.

19. Hiermee heb Ik kort het veld (lichaam), zowel als de kennis en de objecten van kennis benoemd. Als Mijn aanbidder dit weet, dan is die persoon klaar om Mij te worden.

20. Weet dat zowel Prakriti als Purusha beide zonder begin zijn. Weet dat de gunas, zowel als de producten ervan (vikaras), geboren worden uit Prakriti.

21. Prakriti is de oorzaak van het ontspruiten van lichaam en zintuigen. Doordat Purusha zich identificeert met Prakriti ervaart Dat de gunas en deze identificatie is de oorzaak van de ervaring van pijn en plezier.

22. Het allerhoogste bewustzijn, Purusha, verblijft slechts in Prakriti en aanschouwt de door Prakriti begrensde gunas. De oorzaak van de geboorte van Dat in goede en slechte lichamen is de connectie van Dat met de gunas.

23. Wanneer Dat in een lichaam woont, wordt het de getuige, de bepaler, de drager, de ervaarder genoemd. Het Allerhoogste in dit lichaam heet ook wel het Allerhoogste Zelf, Parama-atman.

24. Als je het bewustzijnsprincipe Purusha kent, zowel als de oorspronkelijke natuur Prakriti tezamen met zijn eigenschappen, de gunas, dan word je — hoe je ook leeft — niet opnieuw gebonden.

25. Sommigen zien het Zelf door het Zelf in het Zelf door meditatie; anderen door Samkhya YOGA en weer anderen door de YOGA van actie.

26. Anderen, die niet bedreven zijn in deze drie wegen, beoefenen YOGA door het van anderen uitgelegd te krijgen. Ook zij, als ze toegewijd zijn om van anderen te willen leren, overwinnen zeker de dood.

27. Zolang enige entiteiten, bewegend of niet bewegend, worden geboren, weet dat dit komt door de vereniging van het veld met de veldkenner, O Stier onder de Bharatas.

28. Het Allerhoogste verblijft gelijkelijk in alle wezens en vergaat niet met het vergankelijke — Wie Dat ziet, ziet werkelijk.

29. Door te zien dat Dat gelijkelijk in iedereen aanwezig is, doe je het Zelf geen geweld aan met het zelf. Daarmee bereikt iemand de allerhoogste staat.

30. Alleen die persoon ziet, wie het Zelf niet als de doener ziet, en wie ziet dat alle daden altijd slechts door Prakriti worden uitgevoerd.

31. Als je inziet dat Dat afgescheiden bestaat van alle levende wezens en toch verenigd is in één en dat alles expandeert uit één hetzelfde, dan word je Brahman.

32. Verstoken van eigenschappen, handelt deze allerhoogste Zelf (Parama-atman) niet, noch wordt het besmet door acties, ook al verblijft het in een lichaam, O Zoon van Kunti.

33. Net zoals de alles-doordringende ruimte in zijn subtiliteit niet besmet kan worden, zo kan deze Atman, overal verblijvend in het lichaam, niet bevuild worden.

34. Zoals de enkele zon deze gehele wereld verlicht, zo verlicht de veldeigenaar het gehele veld, O Afstammeling van Bharata.

35. Wie aldus met het oog van kennis het verschil kent tussen het veld en de veldkenner, en bevrijd is van Prakriti, de oorsprong van elementen, die bereikt het Alles-overstijgende.

Hier eindigt het dertiende hoofdstuk, waarin de kennis over het Zelf en het lichaam, het universum en de Kenner, het allerhoogste Zelf beschreven is.