Bhagavad Gita… 10) De Glorieuze Manifestaties van de Meester

INTRODUCTIE | Het beoefenen van de YOGA van de Bhagavad Gita
HOOFDSTUK 1 | Arjuna’s Moedeloosheid
HOOFDSTUK 2 | De Weg naar Zelfkennis
HOOFDSTUK 3 | De YOGA van Actie
HOOFDSTUK 4 | Kennis van het Afstand doen van Vruchten
HOOFDSTUK 5 | Kennis van Renunciatie en Actie
HOOFDSTUK 6 | Het Pad van Meditatie
HOOFDSTUK 7 | Kennis van het Absolute in zijn Volledigheid
HOOFDSTUK 8 | Kennis van het Eeuwige
HOOFDSTUK 9 | Kennis van het Koninklijke en Geheime Pad
HOOFDSTUK 10 | De Glorieuze Manifestaties van de Meester
HOOFDSTUK 11 | Yogisch Visioen
HOOFDSTUK 12 | De YOGA van Devotie
HOOFDSTUK 13 | Kennis van het Veld en de Kenner
HOOFDSTUK 14 | De Diepgaande Kennis van de Drie Gunas
HOOFDSTUK 15 | De Eeuwige Boom van het Leven
HOOFDSTUK 16 | De Lotsbestemming van de Verlichte Meesters en van de Onwetende
HOOFDSTUK 17 | Drie Manieren van Overtuiging
HOOFDSTUK 18 | De Wijsheid van Renunciatie en Bevrijding

EXTRA:
De 3 GUNAS zoals beschreven in de Bhagavad Gita | ALLE VERZEN

PDF “Het beoefenen van de YOGA van de Bhagavad Gita”
PDF “Schema van 3 GUNAS”

HOOFDSTUK 10 – De Glorieuze Manifestaties van de Meester

De Gezegende Meester zei

1. En verder, O Sterkgearmde, hoor Mijn opperste woorden aan, die Ik je zal vertellen met de wens dat het je helpt, omdat je zo liefdevol bent.

2. De groepen van goden noch de hoogste rishis kennen Mijn oorsprong. Ik ben inderdaad de oorsprong van de goden en van de rishis, van elk en allen.

3. Als je Mij kent als ongeboren en zonder begin, als grote vorst van de werelden, dan leef je zonder verwarring onder de stervelingen, dan ben je bevrijd van alle zonden.

4. Het onderscheidend vermogen, kennis, vrijheid van verwarring, vergeving, waarheid, bemeestering, pacificatie, gemak, ongemak, zijn, niet-zijn, angst zowel als geruststelling;

5. Geweldloosheid, gelijkmoedigheid, verzadiging, ascetisme, liefdadigheid, reputatie, schande — al deze verschillende soorten kwaliteiten van levende wezens komen voort uit Mij alleen.

6. De zeven oeroude grote rishis en de vier Manus, Mijn aspecten, allen waren ze geboren vanuit Mijn mind, en waarvan de nakomelingen al deze werelden en mensen zijn.

7. Als je deze pracht (vibhuti) en YOGA kent in zijn realiteit, dan word je verenigd met onwankelbare YOGA.

8. Ik ben de oorsprong van alles; alles komt voort uit Mij. Met dat in hun gedachten, wijden de wijzen zich met devotie toe aan Mij.

9. Terwijl hun minds geabsorbeerd zijn in Mij, hun pranas Mij binnentreden, ze elkaar verlichten en ze vertellen over Mij, zijn zij immer tevreden en immer verrukt.

10. Zij, die immer verenigd zijn in YOGA en die zich met plezier en liefde toewijden aan Mij, aan hen schenk Ik die YOGA van wijsheid waardoor ze dicht tot Mij komen.

11. Verblijvend in hun innerlijke Zelf, vernietig Ik, uit compassie en om ze te steunen, hun donkerte geboren uit onwetendheid met de briljante lamp van kennis.

Arjuna zei

12. De allerhoogste Brahman, de opperste staat, de ultieme zuiveraar bent U, de eeuwige Ziel (Purusha), de goddelijke eerste God, ongeboren en allesdoordringend.

13. Aldus zeggen alle verlichte meesters en de hemelse verlichte meesters — Narada, Asita, Devala en Vyasa — en Uzelf vertelt me dit ook.

14. Ik geloof dat alles wat U me vertelt, waar is, O Keshava. Noch goden noch demonen kennen Uw oorsprong, O Gezegende Meester.

15. Alleen door Uzelf kent U Uzelf, O Onovertroffene, O Verzorger van Wezens, Meester van Wezens, God van Goden, Meester van de Wereld.

16. Zonder enige terughoudendheid vertelt U mij over al Uw hemelse pracht (vibhuti) waarmee U al deze werelden doordringt.

17. O Yogi, altijd contemplerend op U, hoe mag ik U kennen? Hoe moet ik over U contempleren, over welke aspecten en eigenschappen?

18. Vertel me meer in detail over Uw YOGA en heerlijkheid, O Krishna. Uw woorden zijn als nectar, maar ik ben nog niet verzadigd.

De Gezegende Meester zei

19. Ik zal je inderdaad vertellen over Mijn hemelse heerlijkheden, maar alleen over de voornaamste, O Beste van de Kurus, want aan Mijn details komt geen einde.

20. Ik ben het Zelf, O Meester van Slaap, Ik verblijf in het hart van alle wezens, en Ik ben het begin, het midden en ook het einde van alle wezens.

21. Van Adityas ben Ik Vishnu; van lichtbronnen ben Ik de zon met stralen; van Maruts ben Ik Marichi; van hemellichamen ben Ik de maan.

22. Van Vedas ben Ik Sama-Veda; van goden ben Ik Indra; van zintuigen ben Ik de mind; van wezens ben Ik het bewustzijn.

23. Van de Rudras ben Ik Shiva; van de Yakshas en Rakshasas ben Ik Kuvera, de heersende godheid van rijkdom; van de Vasus ben Ik vuur; van de hoge toppen ben Ik Meru.

24. Ken Mij, O Zoon van Pritha, als de hogepriester, Brihaspati. Van commandanten ben Ik Skanda; van de meren ben Ik de oceaan.

25. Onder grote verlichte meesters ben Ik Bhrigu; van spraak ben Ik de onverwoestbare klank OM; van de offers ben Ik de offering genaamd japa; van het onbeweegbare ben Ik de Himalaya.

26. Van alle bomen ben Ik de heilige vijg; van de hemelse verlichte meesters ben Ik Narada; van Gandharvas ben Ik Chitrartha; van adepten ben Ik de sage Kapila.

27. Ken Mij onder paarden als Uchchaihshravas geboren uit de nectar van onsterfelijkheid; onder de olifanten als de leider Airavata; en onder mensen als de koning.

28. Van wapens ben Ik de bliksem; van koeien ben Ik de hemelse wensvervullende koe; van verwekkers ben Ik passie; van slangen ben Ik Vasuki.

29. Onder Nagas ben Ik Ananta; van wezens van de zee ben Ik Varuna; onder voorouders ben Ik Aryaman; van hen die bemeesteren ben Ik Yama, de god van de dood.

30. Onder Daityas ben Ik Prahlada; onder rekenaars ben Ik de tijd; onder beesten ben Ik de leeuw; onder vogels ben Ik Garuda.

31. Onder zij die blazen ben Ik wind; onder wapendragers ben Ik Rama; van de vissen ben Ik de krokodil; onder de stromingen ben Ik de Ganges.

32. Ik ben het begin, het eind, zowel als het midden van schepping. Van wetenschappen ben Ik de spirituele wetenschap; en van zij die discussiëren ben Ik het debat.

33. Van letters ben Ik de letter A; van samenstellingen ben Ik de verbinding van dualiteit (dvandva); Ik ben de onvergankelijke tijd, Ik ben de scheppingskracht die alle vier de richtingen uitkijkt.

34. Ik ben de dood die allen plundert, en Ik ben ook de oorsprong van hen die in de toekomst komen. Onder vrouwelijke krachten ben Ik glorie, overvloed, spreken, geheugen, intuïtieve wijsheid, standvastigheid en vergeving.

35. Van hymnen ben Ik Brhat-saman; van metrums ben Ik Gayatri; van maanden ben Ik Margasirsha; van seizoenen ben Ik de bloeiende lente.

36. Van de misleidende ben Ik het gokken; van de briljanten ben Ik glans; Ik ben de overwinning, de initiator van vastberadenheid, zowel als de innerlijke kracht van hen die begiftigd zijn met macht.

37. Van Vrishnis ben Ik Krishna; van Pandavas ben Ik Arjuna; ook onder Munis ben Ik Vyasa; en onder hen begiftigd met intuïtie ben Ik Ushanas.

38. Van zij die bemeesteren ben Ik de staf; van hen die verlangen naar overwinning ben Ik de essentie van de staatsinrichting; van geheimen ben Ik de stilte; en van hen die kennen ben Ik de kennis.

39. Wat ook maar het zaadje is van alle wezens Ik ben dat, O Arjuna. Er is geen bewegende of niet bewegende entiteit dat zonder Mij kan bestaan.

40. Er is geen einde aan Mijn hemelse heerlijkheid, O Verschroeier van Vijanden; Ik heb deze details van Mijn heerlijkheden alleen maar vertelt ter illustratie.

41. Welk aspect ook maar vol is van heerlijkheid, glorie of energie, weet dat elk stuk voor stuk geboren is uit een deeltje van Mijn pracht.

42. Welk nut heeft het voor jou om nog meer te weten? Ik besta, en ondersteun met slechts een deeltje van Mij deze gehele wereld.

Aldus eindigt het tiende hoofdstuk, waarin de leer van Sri Krishna over de glorieuze manifestaties van de Meester uiteengezet is.